Structural aspects

De Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (de "Autoriteit") wil, op basis van ervaring die de afgelopen jaren is opgedaan bij de concrete toepassing van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, enkele handvatten bieden aan Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, zonder daarbij te streven naar volledigheid. Geen van de door de Autoriteit verstrekte handvatten doen afbreuk aan het rechtstreeks bindende karakter van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014. Bovendien kan het zijn dat deze leidraad aangepast moet worden als de omstandigheden daartoe aanleiding geven en/of het wetgevingskader wordt gewijzigd.

Echt lidmaatschap

· Er moet een echte lidmaatschapsband met de aangesloten partijen of organisaties bestaan. Hiervan is onder meer sprake indien de aangesloten partijen of organisaties een uitgebreide waaier van rechten en plichten hebben, bijvoorbeeld met betrekking tot stemmen/deelname/toegang tot documenten.

· Alleen als er een passende bijdrage wordt betaald, is er sprake van een echte lidmaatschapsband. Totdat een dergelijke lidmaatschapsbijdrage is betaald, moet worden aangetoond dat de aangesloten partij of organisatie daadwerkelijk en aantoonbaar heeft deelgenomen aan activiteiten van de partij die om registratie verzoekt.

· Om vast te stellen of een echt lidmaatschap van Europese politieke partijen bestaat, kan de Autoriteit ook nagaan of er een kennelijke tegenstrijdigheid is tussen het politieke programma van de partij die om registratie als Europese politieke partij verzoekt en dat van een van de bij haar aangesloten partijen.


Scheiding tussen de Europese politieke partij en de daaraan verbonden Europese politieke stichting

  • Volgens artikel 3, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 moet de scheiding tussen de respectievelijke dagelijkse leiding, bestuursstructuren en financiële rekeningen van elke Europese politieke partij en de daaraan verbonden Europese politieke stichting worden verzekerd.

  • Met betrekking tot de respectievelijke bestuursstructuren betekent dit met name dat de bestuursorganen van beide organisaties niet alleen formeel gescheiden moeten blijven, maar ook structureel in staat moeten zijn om in de praktijk onafhankelijk van elkaar bestuursbesluiten te nemen.

    • Tot de in dit verband te beoordelen factoren behoren de besluitvormingsprocedures die zowel in de statuten van de organisaties als in de uitvoeringsbepalingen zijn opgenomen, met name wat betreft de weging van de stemrechten van de ambtsdrager in de bestuursorganen van beide organisaties en de uitvoerende bevoegdheden die rechtstreeks aan die ambtsdrager zijn verleend.

    • Bijgevolg moet worden uitgesloten dat de betrokken persoon een van de twee organisaties op eigen initiatief en zonder dat hij op zoek dient te gaan naar een meerderheid in een bestuursorgaan van die organisatie, een door of namens de andere organisatie genomen besluit kan opleggen. De concrete vervangingsbevoegdheden die met het voor de persoon beoogde ambt samengaan, kunnen dus ook van belang zijn.

    • Wat de respectievelijke dagelijkse leiding betreft, mag het personeel niet volledig identiek zijn. In geval van gedeeltelijke overlapping zal de Autoriteit nagaan of een voldoende mate van operationele autonomie van beide entiteiten desalniettemin gewaarborgd is.

Waarborgen tegen buitenlandse inmenging

  • Overeenkomstig artikel 10, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 2, leden 1 en 4, artikel 3, lid 1, punt b), en artikel 3, lid 2, punt e), van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 moet er een onderscheid worden gemaakt tussen Europese en niet-Europese burgers en entiteiten in hun betrekkingen met Europese politieke partijen of Europese politieke stichtingen. Naast de gevolgen voor bijdragen en donaties is voorzichtigheid geboden ten aanzien van de mate waarin niet-Europese burgers of entiteiten deelnemen aan de bestuursstructuren van Europese politieke partijen en stichtingen.

  • Er moet met name voor worden gezorgd dat personen zonder EU-burgerschap of niet-Europese entiteiten, individueel of collectief, niet in staat zijn om
    • een handelwijze op te leggen aan een meerderheid van de stemgerechtigde EU-burgers of leden in de bestuursorganen van een Europese politieke partij of Europese politieke stichting, of

    • een dergelijke meerderheid te blokkeren.