Verboden op rechtstreekse en onrechtstreekse financiering

De Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (de "Autoriteit") wil, op basis van ervaring die de afgelopen jaren is opgedaan bij de concrete toepassing van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, enkele handvatten bieden aan Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, zonder daarbij te streven naar volledigheid. Geen van de door de Autoriteit verstrekte handvatten doen afbreuk aan het rechtstreeks bindende karakter van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014. Bovendien kan het zijn dat deze leidraad aangepast moet worden als de omstandigheden daartoe aanleiding geven en/of het wetgevingskader wordt gewijzigd.

Algemeen

  • Er is sprake van onrechtstreekse financiering wanneer een nationale politieke partij of kandidaat een financieel voordeel verkrijgt, onder meer doordat hij of zij uitgaven vermijdt die hij of zij anders wel had moeten doen. Dit geldt ook indien geen rechtstreekse overdracht van middelen plaatsvindt (MENL/Parlement, T-829/16; ADDE/Parlement, T-48/17).
  • Om te beoordelen of er sprake is van dergelijke onrechtstreekse financiering, kijkt de Autoriteit naar een aantal zaken, waaronder de inhoud van de gefinancierde maatregel en geografische en tijdselementen (zie ook arrest MENL/Parlement, T-829/16; ADDE/Parlement, T-48/17).
  • Om aan te tonen dat er sprake is van onrechtstreekse financiering, volstaan "voldoende concrete, nauwkeurige en onderling overeenstemmende aanwijzingen" (ACRE/Parlement, T-107/19).

Gezamenlijke activiteiten

  • Gezamenlijke activiteiten van Europese politieke partijen of Europese politieke stichtingen met partners op nationaal niveau zijn op zich niet verboden op grond van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014. Om de aandacht op Europese politiek en beleidskwesties te vestigen, kan het met name doeltreffend zijn dat een nationale partner de communicatie met het publiek over activiteiten van Europese politieke partijen of stichtingen op gang brengt. Het financieringsverbod van artikel 22 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 moet echter te allen tijde worden nageleefd.

  • In het geval van een gezamenlijke activiteit van een Europese en een andere, met name een nationale politieke partij, kan een buitensporig aandeel van de Europese politieke partij in de financiering van de activiteit "onrechtstreekse financiering" vormen, die is verboden bij artikel 22, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014.

  • In het geval van een gezamenlijke activiteit van een Europese politieke stichting en een politieke partij of een andere stichting kan een buitensporig aandeel van de Europese politieke stichting in de financiering van de activiteit "onrechtstreekse financiering" vormen, die is verboden bij artikel 22, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014. .

  • Om te beoordelen of er mogelijk sprake is van onrechtstreekse financiering door een partij of stichting op nationaal niveau in de zin van deze bepaling, moet rekening worden gehouden met een aantal factoren, zoals met name

    • de constante zichtbaarheid van de Europese politieke partij/stichting;

    • de mate waarin de Europese politieke partij of stichting betrokken is bij de activiteit, in vergelijking met de partij of stichting op nationaal niveau. Bij de beoordeling van laatstgenoemde factor zijn de algemene context, omvang, inhoud, doelstellingen, doelgroep(en), de motivatie voor en de potentiële waarde van de activiteit voor het succes van de nationale partij bij nationale verkiezingen van belang (zie ook arrest MENL/Parlement, T-829/16, punten 83 e.v.);

    • het door de Europese politieke partij/stichting meegefinancierde deel, dat op realistische wijze in overeenstemming moet zijn met de mate waarin de Europese politieke partij/stichting in het algemeen betrokken is bij de specifieke activiteit, in vergelijking met de nationale partij (zie ook arrest MENL/Parlement, T-829/16, punt 89).
  • Als de totale kosten van een gezamenlijke activiteit niet bekend zijn, zou de Autoriteit doorgaans nadere informatie moeten inwinnen over de activiteit, aangezien dit een van de belangrijkste criteria is voor de beoordeling van de naleving van artikel 22 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014. In dergelijke omstandigheden kan aanvullende documentatie nuttig zijn, zoals een uitnodiging of andere ondersteunende documenten, onverminderd de analyse per geval, waarvoor aanvullende informatie nodig kan zijn.
  • Met het oog op mogelijke aanvullende verzoeken om informatie van de Autoriteit over gezamenlijke activiteiten is het nuttig dat Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen voor elk van hun gezamenlijke activiteiten over een standaardpakket documenten beschikken, met name eventuele financiële regelingen, foto's en gedetailleerde programma's.

Kandidaat

  • Wat kandidaten betreft, is op grond van artikel 22, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 vereist dat per geval wordt beoordeeld of aan een "kandidaat" "rechtstreekse of onrechtstreekse financiering" is verstrekt door de Europese politieke partij.
  • Of iemand als "kandidaat" wordt beschouwd, wordt onder meer vastgesteld op grond van de volgende criteria:

    • of er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de persoon op het moment van een activiteit van een Europese politieke partij waaraan de persoon deelneemt, kandidaat is voor verkiezingen, met name in het licht van publieke verklaringen en de kandidaatstellingsprocedure in de partij en/of de lidstaat in kwestie; en

    • de tijdspanne tussen een activiteit waaraan de persoon deelneemt en de verkiezingen.
  • Personen die eerder kandidaat waren voor een gekozen functie (ongeacht of zij daadwerkelijk zijn verkozen), zijn niet langer een "kandidaat" in de zin van artikel 22, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 met het oog op een postelectorale activiteit, tenzij zij op dat moment kandidaat zijn voor herverkiezing of zich kandidaat stellen voor een ander gekozen ambt, in het licht van de hierboven uiteengezette criteria.
  • Houd er rekening mee dat artikel 22, lid 1, van de verordening om andere redenen kan worden toegepast, ook als er op het moment van de activiteit geen "kandidaat" is, bijvoorbeeld omdat bij een door een Europese politieke partij gefinancierde activiteit een (reeds) verkozen vertegenwoordiger van een aangesloten partij deze partij zichtbaarheid en inhoud verschaft ten koste van de Europese politieke partij (zie in dat verband de bovenstaande algemene richtsnoeren inzake gezamenlijke activiteiten).
  • De officiële campagneperiode is niet noodzakelijkerwijs het enige relevante aspect. De vraag of iemand als kandidaat wordt beschouwd, moet worden beoordeeld in overeenstemming met de nationale wetgeving en gebruiken voorafgaand aan de verkiezingen (bijv. voorverkiezingen binnen de partij). De belangrijkste maatstaf voor de Autoriteit is of de kandidatuur op het moment van de activiteit reeds bekend was en gepromoot werd, ongeacht de formele fase waarin zij zich bevindt.
  • Wanneer een Europese politieke partij of Europese politieke stichting de reiskosten van een kandidaat vergoedt, kan dit als een voordeel voor de kandidaat worden beschouwd indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat de kandidaat deze kosten anders uit het campagnebudget zou moeten betalen. Ook andere elementen, zoals de reikwijdte en de plaats van de activiteit, moeten worden geëvalueerd.

Activiteiten van geassocieerde entiteiten van een Europese politieke partij

  • De Autoriteit herinnert eraan dat artikel 22, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 ook geldt voor activiteiten van Europese geassocieerde entiteiten die financiële ondersteuning van een Europese politieke partij ontvangen.

  • Overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 zijn gezamenlijke activiteiten van geassocieerde entiteiten van een Europese politieke partij en aangesloten partijen of geassocieerde entiteiten van die partijen niet verboden.

  • Op grond van de bepaling moet een Europese politieke partij er echter wel voor zorgen dat bij gezamenlijke activiteiten van haar geassocieerde entiteiten met aangesloten partijen of geassocieerde entiteiten van die partijen bij het cofinancieringspercentage rekening wordt gehouden met een aantal factoren die verband houden met de context en de inhoud van het evenement in kwestie (zie boven). Meer bepaald moeten de volgende factoren in aanmerking worden genomen:
    • de zichtbaarheid van de Europese politieke partij of haar Europese geassocieerde entiteit;
    • de mate waarin de geassocieerde entiteit van de Europese politieke partij betrokken is bij het evenement; en
    • het door de geassocieerde entiteit van de Europese politieke partij meegefinancierde deel, dat evenredig moet zijn aan de zichtbaarheid van die geassocieerde entiteit en de mate waarin ze betrokken is bij het evenement, in vergelijking met de aangesloten partij of de geassocieerde entiteit van die partij.